Text

The Eye sees…

Ge van Steenbergen

Ton Kraayeveld would much like to look over Duerer’s shoulder. That’s not meant as a confession. It’s a wish from someone who has respect for the history of the profession he practices. And from time to time to converse with that tradition. Because Kraayeveld well knows that for his own development he’s at liberty to call upon the views and knowledge of classical and more recent colleages. That’s why he arranged many encounters with artists by whom he finds something of worth. Pessoa is quoted in Ode aan de zee (Ode to the sea), we see Kafka’s father taking a turn, and we find references to the alchemy and work of Duerer en Magritte. But happily, and above all, Kraayeveld tells his own tale.

Maybe Marcel Duchamp is present, via the title, in the large painting La vie en rose. I see something else in it. A somewhat overripe ideal reflected by roses on a dark background, made relative by two words: on the left stands ‘paradise’, on the right ‘battlefield’. It’s Kraayeveld’s way of suggesting relationships. For that he makes use of a wily and ironical game which he calls metaphor. He plays it often. That’s why it’s not outrageous to suppose that at some time he’ll make paintings with titles such as ‘eye-shadow’, ‘enlightenment’ or ‘reflect’- serving as an indication for light, eyes, visability. Already there_s an Interieur met gele vlek (Interior with yellow smudge) that points to the most sensitive part of the human retina, and an Ooglijdersgasthuis (Eye disease hospital) where those who follow art, the viewing-addicted who suffer with their eyes, can be admitted.

Ton Kraayeveld paints to reality. Of that he assures us in his text ‘Realities (after Duerer)’. Thus following a method which generally is regarded as easy to experience. But while he uses mostly identifiable images, the paintings do not double up to that which surrounds us. Because he scrabbles too much on the mutual perspectives, tinkers on meanings; in short, by doing so he bends reality, the ‘known example’, too forcibly to his own will. That’s why the paintings have a twist in them. With the result that they are not suitable for a quick look. A Kraayeveld seduces to longer viewing, to ‘experiences’, observations after examination. Kraayeveld has made in ‘Realities’ interesting observations over the things that engross him als artist. He wants to capture the ‘actually present’, the thoughts and images in his head that must be painted. If that results in a good painting, he has caught ‘the essence of paint on canvas’ to which he aims with his activities. Such a work is intrinsically clear, is to the point, is fractious and has in it usually something secretive. In order to give a twist to the representation, he takes a self chosen road: that of the ‘permanent metamorphosis’. Kraayeveld is thereby saying no other than paint is ‘the same’ for him as a thought or something visual that is yet to be shaped. They are only in another form. Just as words can be metaphors, so also painted image elements. A painted element has therefore no established meaning. In this sense is a reproduction of an apple sometimes a neutral piece of fruit in a bowl, represents a thirst-lessener, must accentuate a spot on the canvas, or it is the longing for a lost paradise. And sometimes all at the same time. Permanent metamorphosis is for Kraayeveld a logical, inherent to his work-mode, possibility to intervene in the construction of an image, in order to reach optimal clarity. For an onlooker who wants to know everything about the painting, they can be a source of questions. To undergo, understand the ‘essence of paint on canvas’ is the knowing not necessary. These work instantly. Provided the requirements of good painting are met with. Those of imagination, craftmanship, conviction, expressiveness, freedom and so on.
In 1988 Kraayeveld painted with The eye sees what it wants to see a message to his viewers: trust your eyes above anything else. Application of one of his metaphor-tricks led to ‘The I sees what it wants to see’ and, secondly, to ‘I see what I want to see’.
I’ll leave it at that: Kraayeveld’s work offers enough motives. It’s often made me more searching. And given pleasure.

march 1999

Nederlands

THE EYE SEES…

Ge van Steenbergen

Ton Kraayeveld zou graag ‘Duerer op de vingers kijken’. Dat is niet een biecht of bekentenis. Het is een wens van iemand die achting heeft voor de geschiedenis van het vak dat hij beoefent. En met die traditie bij tijd en wijle in gesprek wil zijn. Want Kraayeveld weet dat hij voor zijn eigen ontwikkeling in alle vrijheid een beroep mag doen op de opvattingen en kennis van klassieke en meer recente collega’s. Daarom arrangeerde hij menige ontmoeting met kunstenaars bij wie hij iets van waarde vindt. Pessoa wordt aangehaald in ‘Ode aan de zee’, we zien de vader van Kafka een ommetje maken, en we vinden referenties aan de alchemie en het werk van Duerer en Magritte. Maar gelukkig brengt Kraayeveld bovenal zijn eigen verhaal.

Misschien is Marcel Duchamp aanwezig, via de titel, in het grote schilderij ‘La vie en rose’. Ik zie er iets anders in. Een nogal belegen ideaal, weergegeven door rozen op een donkere achtergrond, dat in twee woorden gerelativeerd wordt: links staat ‘paradise’, rechts ‘battlefield’. Zo duidt Kraayeveld relaties. Hij maakt daarvoor gebruik van een listig en ironisch spel dat hij ‘metafoor’ noemt. Hij speelt het vaak. Daarom is het niet gewaagd te veronderstellen dat hij ooit schilderijen met titels als ‘oogschaduw’, ‘oplichter’ of ‘ontzien’ – dienend als indicatie voor licht, ogen, zichtbaarheid – zal maken. Er is al een ‘Interieur met gele vlek’ dat doelt op het gevoeligste deel van het menselijk netvlies, en een ‘Ooglijdersgasthuis’ waar zij die de kunst volgen, de kijkverslaafden die lijden aan hun ogen, terecht kunnen.

Ton Kraayeveld schildert naar de werkelijkheid. Dat verzekert hij ons in zijn tekst ‘Realiteiten (naar Duerer)’. Dus volgens een methode die vrij algemeen als gemakkelijk te ervaren wordt beschouwd. Maar terwijl hij meestal herkenbare beelden gebruikt, geven de schilderijen niet een verdubbeling van het ons omringende. Daarvoor morrelt hij teveel aan onderlinge verhoudingen, sleutelt hij aan betekenissen; kortom, zet hij al doende de werkelijkheid, het ‘bekende voorbeeld’, te fors naar zijn hand. Daardoor wringen de schilderijen. Met als gevolg dat ze niet geschikt zijn voor de snelle blik. Een Kraayeveld verleidt tot langer kijken, tot ‘bevindingen’, waarneming na onderzoek (Van Dale, 1976).

Kraayeveld heeft in ‘Realiteiten’ interessante opmerkingen gemaakt over dat wat hem als kunstenaar bezig houdt. Hij wil het ‘werkelijk aanwezige’ vastleggen, dat zijn de gedachten en beelden in zijn hoofd die geverfd moeten worden. Als dat een goed schilderij oplevert, heeft hij ‘de essentie van verf op doek’ waar hij op doelt met zijn activiteit getroffen. Zo’n werk is intern helder, raak, dwars en heeft meestal iets geheimzinnigs in zich. Om de voorstelling te laten wringen neemt hij een eigen weg: die van de ‘permanente metamorfose’. Kraayeveld zegt daarmee niets anders dan dat verf voor hem ‘hetzelfde’ is als een gedachte of iets visueels dat nog gebeeld moet worden. Ze zijn alleen van andere gedaante. Zoals woorden metaforen kunnen zijn, kunnen geverfde beeldelementen dat. Een geschilderd element heeft dus niet een vaststaande betekenis. In die zin is een weergegeven appel soms een neutraal stuk fruit in een schaal, staat voor dorstlesser, moet een plek op een doek accentueren of is het verlangen naar een verloren paradijs. En soms van alles tegelijk. Permanente metamorfose is voor Kraayeveld een logische, tot zijn werkmethoden behorende mogelijkheid in te grijpen in de opbouw van een beeld ten einde optimale duidelijkheid te bereiken. Voor een toeschouwer die alles van een schilderij weten wil, kan ze een bron van vragen vormen.

Voor het ondergaan, verstaan van de ‘essenties van verf op doek’ is dat weten niet noodzakelijk. Die werken onmiddellijk. Mits aan eisen van goed schilderen is voldaan. Aan die van verbeelding, handvaardigheid, overtuiging, zeggingskracht, vrijheid en zo meer.
In 1988 schilderde Kraayeveld met ‘The eye sees what it wants to see’ een boodschap aan zijn kijkers: vertrouw voor alles op je eigen ogen. Toepassing van een van zijn metaforen-trucs leidt naar ‘The I sees what it wants to see’, en in tweede instantie naar ‘I see what I want to see’. Daar hou ik het op: het werk van Kraayeveld biedt daar voldoende aanleiding toe. Het heeft me vaak bevindelijk gemaakt. En plezier gedaan.

maart 1999