GROET AAN TON KRAAYEVELD – Kees ‘t Hart
Vandaag breng ik een groet aan Ton Kraayeveld en aan zijn werk. Als schrijver uiteraard, ik ben geen schilder of schildertheoreticus, als Kees ‘t Hart, dat ook, liefhebber van Ton’s werk. Van zijn pogingen de werkelijkheid van de werkelijkheid te ontdoen, er iets af te halen en er daarna iets aan toe te voegen, er een nieuwe laag op aan te brengen, ze van dromerigheid te voorzien, ze uit elkaar te halen, ze met magische ondertonen te ondergraven. Hoe hij de wereld groet.
Een jaar of 25 was ik betrokken bij de organisatie van een merkwaardig schrijversproject in Leeuwarden. Schrijvers op straat heette het. We nodigden een stuk of twaalf schrijvers uit ergens in de stad Leeuwarden te gaan zitten schrijven. Opdracht: ga de werkelijkheid nu maar eens beschrijven ter plekke. Het gewone ervan vastleggen. Ze kregen een bureau op een Perzisch tapijtje, een lamp, een typemachine, computers waren nog te ingewikkeld, papier, pennen, potloden. Schrijven maar. Plus iemand die thee zette en voor drank zorgde. Wie waren erbij? Martin van Amerongen herinner ik me, hij zat bij het voormalig kantoortje van Het Vrije Volk omdat hij daar ooit zijn carrière als journalistschrijver was begonnen. Arjen Duinker zat in het centrum op het grote plein bij de ingang van een bank. Tonke Dragt hadden we midden op het pleintje gezet waar nu, als je Leeuwarden binnenkomt, het standbeeld van de Koe staat, Us Mem, onze moeder. Remco Campert zat in de voortuin van een notaris. Carla Bogaerd deed mee, Michael Zeeman, waar die zaten weet ik niet meer. Ik zat onder de grote scheve toren De Oldenhove. Ja, schrijven maar. ‘s Avonds brachten we verslag uit. De een had gewoon verder gewerkt aan zijn boek, de ander had gedichten over voorbijgangers geschreven, nog anderen hadden mensen uitgenodigd zelf te schrijver over wat ze zagen. Wat ik deed weet ik niet meer, misscien heb ik het verdrongen. Beschrijven wat ik zag? Maar dat is precies het probleem voor schrijvers. Beschrijven wat je ziet? Maar je hebt alles al gezien. Schrijvers beschrijven liever de dingen die ze ooit ergens anders gezien hebben om ze vervolgens achteraf bij elkaar te zetten, alsof ze ze echt gezien hebben toen ze hun roman schreven. Doen alsof ze iets gezien hebben.
Kraayeveld deed als Stadskunstenaar niet net alsof hij iets gezien had, hij zag het, hij keek naar mensen en dingen, legde ze vast, tijdelijk, hij bevroor ze in een moment en voegde er zijn blik aan toe. Zijn blikschrift ben ik geneigd te zeggen. Zijn handschrift dus. Zijn schilderschrift, beeldschrift, kijkschrift. En vandaag kunnen we met hem meekijken en onze eigen blik eraan toevoegen. Hij keek naar mensen en dingen, fotografeerde ze, en maakte een weergave, hij representeerde ze in alle gewoonheid. Zonder daar afbreuk aan te doen. Zoals ik nu een groet aan hem breng, bracht hij een groet aan de mensen en de dingen die hij schilderde. Hij haalde ze even weg uit het straatbeeld, ontdeed ze van hun werkelijkheid en hulde ze in zijn schildersverlangen. Zoals in het bekende gedicht van Paul van Ostayen Marc de dingen groet en in zijn schrijfverlangen hulde: ‘Dag ventje met de fiets op de vaas met de bloem, dag stoel naast de tafel, dag brood op de tafel, dag visserke vis.’
Walt Whitman bracht in zijn lange epische gedicht Salut au Monde in een verbluffende opsomming van vel pagina’s lang een groet aan de wereld die hij kende, of dacht te kennen. Met al zijn zintuigen. What do you see Walt Whitman? Ik zie de havens van Den Haag, Ton Kraayeveld groette Dordrecht op z’n Kraayeveld’s. Als schilder. Dag vrouw bij de geldautomaat, dag geldautomaat, dag bruidspaar, dag betalers bij de parkeerpaal, dag leeuwen op het bordes, dag Xuan Tran, dag dingen op een tafel, dag verlangen, dag vrouw met de speelgoedauto, dag wereld, dag Dordrecht. Misschien is alle schrijf- en schilderkunst in laatste instantie niet veel meer dan een groet aan de wereld. Maar ook niet minder.
Vincent van Gogh schilderde in 1888 in Arles een fraai schilderij waarop hij zichzelf als schilder portretteerde, bepakt en bezakt met zijn schilderspullen, op weg naar de plek waar hij wilde schilderen. De schilder op weg naar Tarascon. Het schilderij bestaat niet meer, het is verbrand, al wordt tegenwoordig toch weer gedacht dat het ergens in een Russisch oliebaronnen paleis hangt te verpieteren. Van Gogh zette zichzelf even stil op de weg en keek naar ons, naar de bekijker van het schilderij. Hij groet ons, zoals ook Ton ons groet, Dag Dordrecht. Dag mensen en dingen uit Dordrecht. Dag kijkers.
Ik schreef naar aanleiding van Van Gogh’s schilderij een gedicht dat ik nu opdraag aan Ton Kraayeveld.
Kees ‘t Hart
(openingsspeech Stadswerken, Ton Kraayeveld Stadskunstenaar, Dordrechts Museum, dec. 2018)