Lemon Coloured Sunlight

Lemon Coloured Sunlight

Gerrit Willems (2003)

Het huis werd hier te klein. Te weinig ruimte. Ik zou zeggen, doe een paar dingen de deur uit en hou op met nog meer te verzamelen. Maar dat is typisch een gedachte voor iemand die zelf niet verzamelt. Ge en Karla nemen er gewoon nog een kunstwerk bij. En dat is natuurlijk een veel sympathieker en eleganter oplossing. Ze hebben Ton Kraayeveld gevraagd om het woord ‘uitzicht’ op een blinde muur te zetten. Want Ton kan prachtig letters schilderen. Dan hadden ze iets om op uit te kijken. Toen Ge mij dit vertelde moest ik meteen denken aan de Japanse tuinkunst. Japanse tuinarchitecten sluiten vaak het landschap waar je vanuit de tuin op uitkijkt, in hun ontwerp in. Het is een techniek die – vrij vertaald – met de term ‘geleend landschap’ wordt aangeduid. Japanse ontwerpers zijn meesters van het miniatuur. Waarschijnlijk omdat er in dat land zo weinig ruimte is om te leven. In een dergelijke tuin worden planten, struiken en bomen zo geplaatst dat het uitzicht open is, en dat de blik geraffineerd wordt verder geleid naar een berg in de verte, naar grillige rotspartijen of een rivier of een meer. Zo lijkt die tuin ineens veel groter. Maar toen ik daarover doordacht, begreep ik al vlug dat een vergelijking met Japan, een vergelijking uit het ongerijmde is. Al zijn we net zo klein behuisd als de japanners en is ook de leefruimte in Nederland geweldig beperkt, zo’n techniek zou hier niet werken. Want het kenmerkende Hollandse landschap bestaat voornamelijk uit vlak polderland en water. Wij hebben wel de verte, maar de verte is leegte en bestaat voor het grootste deel uit lucht en licht. Ons landschap bestaat, enigszins paradoxaal geformuleerd, uit het grillige spektakel van de wolken, van de vochtige atmosfeer, waarin het licht wisselt met het uur.

Ton Kraayeveld heeft dat volgens mij goed begrepen of in ieder geval aangevoeld. Hij stelde voor om niet het woord ‘uitzicht’ te schilderen. Ook al omdat dat wat hem betreft een veel te conceptueel uitgangspunt was. Hij wilde wel een tekst maken, zo vat ik het maar samen, maar geen tekst die je moet begrijpen vanuit een zekere cerebrale verbeelding. Hij nam een tekst waarin de fysieke ervaring van het kijken nog wordt vastgehouden. Hij heeft licht geschilderd op de muur in de vorm van een tekst. In plaats van het woord uitzicht, schilderde Kraayeveld de woorden Lemon Coloured Sunlight. Het zijn de woorden van de Zuid-Afrikaanse dichter Breyten Breytenbach. En Breytenbach beschrijft daarmee het licht dat je in Afrika vroeg in de ochtend ziet, voordat het heet wordt en alle kleur en schaduw wordt weggewassen door de zon. Citroengeel zonlicht, dat is de specifieke lichtkleur van een gebied, het zuiden van Afrika. Met de keuze van deze woorden, maakt Ton Kraayeveld het werk dat u zo dadelijk kunt zien, los van de oorspronkelijke opdracht. En plaatst het in de logica van zijn eigen oeuvre. Het citroengele zonlicht is een herinnering aan zijn verblijf in Bulawayo in Zimbabwe. En dat die tijd hem diep heeft beïnvloed, blijkt uit het werk dat hij nu maakt. De kleur citroengeel komt voor op een aantal schilderijen en tekeningen. Voor het eerst in het werk ‘African House’ (2001).

Voor mij zetten de woorden lemon coloured sunlight een aantrekkelijke reeks van associatieve gedachten in gang. Ik zou gerust elke dag een paar uur voor dit raam kunnen zitten en naar deze muur staren om te zien hoe het licht langzaam verglijdt en van kleur verandert. Hoe het zachter en harder wordt als er wolken komen. Hoe ’s zomers het felle licht de kleuren verbleekt en hoe regen en vocht de kleuren verzadigen. Hoe het licht ’s ochtends koel is en ’s avonds warm. En als ik hier dan zo zou zitten, zouden zeker de herinneringen komen aan het licht dat ik gezien heb op plekken waar ik toevallig was en dat mij altijd is bijgebleven. Het smaragdgroene licht van een mistige ochtend op Java, het kraakheldere, kristallen licht van New York, het ongenaakbare kale licht van de Spaanse hoogvlakte, het kobaltblauw van de woestijn van Arizona, het zilver van de Baltische kust, het grafische zwart/wit van de hoge Alpen en inderdaad het gele licht van Bulawayo in Zimbabwe. Voor sommige mensen komt het als een verrassing als je zegt dat het licht van plek tot plek kan verschillen. Licht is overal hetzelfde. Dat is niet zo. Het is wel overal mooi.

Wat mij betreft, ik geloof dat het kunstenaars zijn die ons op de bijzondere kwaliteiten van het licht hebben gewezen. Luciano Fabro heeft prachtig geschreven over het geel van Afrika, waarvan hij zegt dat hij er in Napels een reflectie van ziet. Waardoor het Napolitaanse licht zijn specifieke kleur krijgt. Turrell en Irwin hebben mij het licht van Los Angeles en de Painted Desert laten zien. Matisse schreef over het heldere licht van New York en Nice. Jan Fabre gebruikt het blauw uit de bic pen, als verwijzing naar ‘het uur blauw’ Het uur voor zonsopgang, als de vogels al weten dat het licht wordt en dat aankondigen door alvast te gaan kwetteren. Joseph Beuys meende dat het Hollandse licht grotendeels was verdwenen met de inpoldering van de Zuiderzee. Bonnard schreef dat als je een schilderij van het zuiden naar Parijs zou brengen, alles wat blauw is grijs zou worden. Op veel gebieden waar het licht bijzondere kwaliteiten heeft hebben kunstenaars gewerkt. Aan de kust van Venetië bijvoorbeeld, rond Honfleur in Normandië, bij Skagen in het noorden van Jutland, St. Ives in Cornwall, Cape Cod aan de oostkust van de Verenigde Staten, aan de plassen bij Nieuwkoop, waar ik woon. Het is voor u misschien een dorre opsomming, maar ik moet nog even doorgaan. Zelfs per stad, wordt er gezegd, kan het licht verschillen. De Franse schilders hebben onderscheid gemaakt tussen het blanke licht van Collioure, het gouden licht van l’Estaque en het heldere zilveren licht van Nice.

In Nederland hebben schilders onderscheid gemaakt tussen het licht van Den Haag en Amsterdam. En ze kwamen naar Dordrecht speciaal voor het licht. Daar staan we dan nu. Whistler was hier, Turner, D’Aubigny, Jongkind. Ze kwamen naar Dordrecht voor het licht en om de plekken te zien waar hun bewonderde voorganger, de 17e eeuwse meester Aelbert Cuyp had gezeten.

Ook Vincent van Gogh was in Dordrecht, al kwam hij niet voor het licht en niet voor Cuyp. Hij woonde van januari tot en met april hier vlakbij, in de Tolbrugstraat. Hij werkte als volontair bij een boekhandel. In het huis waar hij logeerde, woonde ook een schoolmeester, Görlitz. Met hem maakte Vincent lange wandelingen. Al meteen in zijn eerste brief aan Theo, schrijft hij daarover. ‘Verleden Zondag en ook heden deden wij een mooie wandeling langs de grachten en de merwe, kwamen ook langs die plek waar gij hebt gewacht op de boot. Toen deze avond de zon onderging en weerkaatste in het water en in de ramen een sterke gouden gloed wierp op alles, was het juist als een schilderij van Cuyp’. Wat mij aan deze woorden van Van Gogh verrast, is dat hij het heeft over een gouden gloed, en dat hij daarbij aan Cuyp moet denken. Dat hij aan Cuyp moet denken is op zich niet zo gek, maar wel als het gaat om het licht dat Cuyp heeft geschilderd. De manier van lichtbehandeling heeft Cuyp afgekeken van Hollandse schilders die naar Italië zijn gereisd. Het is geïtalianiseerd licht. Zelf heeft Cuyp nooit Italiaans licht gezien, want het is zeker dat hij nooit in Italië is geweest. En toch ziet Van Gogh dat Italiaans licht als werkelijk aanwezig in het water van de Merwede en de ramen van Dordtse huizen.

Deze associatie met de brief van Van Gogh helpt mij veel meer bij het begrijpen en waarderen van de geschilderde tekst van Ton Kraayeveld, dan een vergelijking met Japanse tuinkunst en de techniek van het geleende uitzicht. Al die associatieve buitelingen van Italiaans en Hollands licht, van geschilderd licht en direct waargenomen licht bij Cuyp, spelen ook een rol in de schildering van Ton Kraayeveld. Je kijkt naar woorden. In rode letters. En je ziet Afrikaans licht. Citroengeel ochtendlicht dat er niet is. Dat is een heel mooi uitzicht. Daar kun je uren naar kijken.

Dordrecht, 8 maart 2003, Gerrit Willems